IS CO2 SCHULDIG? - NGM1780

La page est créée Yann Blin
 
CONTINUER À LIRE
IS CO2 SCHULDIG? - NGM1780
IS CO2 SCHULDIG?
Voordracht voor het Natuurkundig Genootschap te Middelburg NGM1780. 21 sep 2018. MCP Braat.

Samenvatting: Al het klimaatalarm en pogingen om klimaatverandering tegen te houden berusten op
de CO2-hypothese met broeikasdeken (hotspot) van het IPCC (Intergovernmental Panel of Climate
Change). Deze hypothese kent geen bewijs. Bij analyse deugt er weinig van, zo blijkt CO2 in het
verleden (ijstijden), maar ook in het heden de temperatuur te volgen (via de wet van Henri). Iets wat
volgt kan geen oorzaak zijn. Voorts is het bestaan van een cruciale warme broeikasgasdeken (hotspot)
op 10 km hoogte in de atmosfeer in de afgelopen 60 jaar nog nooit door weerballonnen aangetoond.
Anderszins kan de oppervlak-temperatuur van planeten rond de zon (waaronder de aarde) uiterst
nauwkeurig voorspeld worden zonder broeikasgassen, ook zonder CO2.

Wij worden dagelijks overspoeld met de meest vreselijke gevolgen van CO2 ‘vervuiling’. Wij moeten
‘de Aarde redden’ met draconische maatregelen; Nederland van het gas af en dat ook nog zonder
biefstuk. Waar gaat het over? De CO2-hypothese van het IPCC stelt dat de discrete temperatuur-
stijging (~ 0.8° C) sinds 1880 na het einde van de ‘kleine ijstijd’ gevolg is van CO2-stijging sinds
1950 door fossiele brandstof. Fossiele CO2 zou de aarde opwarmen.

De aarde koelt af door infrarood uitstraling. CO2 (koolstof dioxide) is een infrarood reactief gas en
kan infraroodstraling opvangen en weer uitzenden, net als waterdamp. CO2 wordt ten onrechte
‘broeikasgas’ genoemd in vergelijk met de zonverwarming van een tuinderskas. Dat is onjuist. In de
afgelopen eeuw hebben veel onderzoekers deze stelling empirisch (door metingen) verworpen.
Zonverwarming van de tuinderskas is gevolg van convectie-belemmering (luchtcirculatie), niet van
‘ingevangen’ Infraroodstraling.

Tabel 1. IR-reactieve gassen en de bijdrage van de Mens (0.1% van het totaal aan broeikasgassen).

In tabel 1 de laatste ‘Broeikasgas’ concentraties van het Amerikaanse CDIAC (Carbon Dioxide
Information Analysis Center). Waterdamp is het allerbelangrijkste ‘broeikasgas’ (95%). De mens
draagt via CO2 slechts 0.1% bij aan het totaal van ‘broeikasgassen’. Dat is niet veel. De vraag dringt
zich dan ook op of het allemaal wel klopt? Met deze voordracht wordt aangetoond dat de CO2-
hypothese verworpen moet worden; CO2 heeft nauwelijks invloed op het klimaat.

Voor alle duidelijkheid; de strijd tegen verspilling van energie, verspilling van grondstoffen en
vervuiling van het milieu is fantastisch en noodzakelijk, maar de strijd tegen CO2 hoort daar niet
bij. De bestrijding van CO2, Vivificator, de schenker van leven, berust niet op gevalideerd onderzoek.
CO2 is geen ‘vervuiling’. Zonder voldoende CO2 sterft alle hogere leven op aarde.
IS CO2 SCHULDIG? - NGM1780
Voorstanders van de CO2-hypothese stellen ‘the Science is settled’, een uiterst onwetenschappelijke
stelling; wetenschap is nooit af, integendeel, wetenschap gedijt juist door voortdurende twijfel en
debat. De conclusie dat de CO2-hypothese niet klopt is niet zonder risico, omdat CO2 inmiddels het
westers overheidsbeleid bepaalt. De CO2-hypothese is sinds Margaret Thatcher een politiek
instrument en twijfel is daarbij ongewenst. Skeptici worden ongemeen agressief weggezet als
‘Climate-Deniers’ en ‘Twijfelbrigade’. De overheid wenst geen dwarsliggers. Oud UK Minister of
Foreign Affairs Margaret Beckett bijvoorbeeld, is daarover in 2006 glashelder: “Climate Skeptics are
like Advocates of Islamic Terror; Neither should have access to the media.” Recent heeft de BBC dit
officiële censuur-beleid bevestigd: de BBC mijdt het debat met skeptici. Volgens oud directeur Henk
Haagoort was/is dit beleid ook standaard bij onze eigen Publieke Omroep: geen platform voor
‘andersdenkenden’ inzake de CO2-hypothese.

Omdat vrijwel alle onderzoek aan onze universiteiten inmiddels afhankelijk is van overheidsgelden
zijn actieve wetenschappers beducht hun wetenschap-subsidies te verliezen, wanneer zij twijfel over
de CO2-hypothese uitspreken. Dat gebeurt dan ook nauwelijks: twijfel is taboe, communistische
toestanden. Inhoudelijke kritiek over de CO2-hypothese komt daardoor voornamelijk van gepensio-
neerden, die geen subsidie-verlies of ontslag meer te vrezen hebben. Gewone burgers worden de
afgelopen 40 jaar vrijwel dagelijks geïndoctrineerd met de CO2-hypothese, zonder dat een weerwoord
hen bereikt.

CO2-HYPOTHESE

De strijd tegen CO2 berust op de CO2-hypothese van het IPCC (Intergovernmental Panel of Climate
Change). Het IPCC stelt dat de stijging van CO2 onstuitbaar leidt tot een catastrofale opwarming van
de aarde. Die hypothese berust op klimaatmodellen (niet op metingen) en op vier argumenten, die elk
verworpen kunnen worden:

1. De temperatuurstijging van de laatste eeuw zou uitzonderlijk zijn. Dit IPCC-argument gaat
voorbij aan alle paleoklimatologisch onderzoek dat belangrijke temperatuur en klimaatveranderingen
laat zien in het verre verleden tijdens de ijstijden, maar ook recenter met de ‘kleine IJstijd’ (1400-
1800) en de ‘middeleeuwse warmteperiode’ (800-1200), toen Eric de Rode in 983 ten westen van
IJsland een prachtig groen land aantrof (Groenland), waar men kon bestaan van veeteelt en landbouw.
Veeteelt en landbouw zijn daar nu –ondanks de recente opwarming- nog niet mogelijk. De
temperatuurstijging sinds de kleine ijstijd is niet uitzonderlijk, bovendien is er sinds 2000 geen sprake
van temperatuurstijging, ondanks verdere stijging van CO2.

Fig 1. Geen temperatuurstijging sinds 2000 (blauw), ondanks stijgende CO2-Concentratie (Het El-Niño effect is gevolg van de
zon, niet van CO2). Data: Mauna Loa observatory en RSS (Remote Sensing Systems)

2. De CO2-stijging zou 100% gevolg zijn van de mens, maar onderzoek laat zien dat de menselijke
bijdrage aan atmosferisch CO2 voornamelijk een natuurlijk gebeuren betreft. Fossiel CO2 bedraagt
3.4% van het atmosferisch CO2, 0.1% van alle broeikasgassen en 0.004% van de Atmosfeer.
Hermann Harde en anderen berekenen dat de mens met fossiele CO2 hooguit 15% bijdraagt aan de
CO2-stijging (HARDE H. (2017). Scrutinizing carboncycle and CO2 in the atmosphere. Global and Planetary Change 152
(2017) 19–26).

3. De CO2-stijging zou gelijk opgaan met de temperatuurstijging, een IPCC-argument voor CO2
als oorzaak voor temperatuurverandering. Dit argument wordt door talloze onderzoekers verworpen;

                                                                                                                          2
IS CO2 SCHULDIG? - NGM1780
de temperatuur beweegt in het verre verleden en ook nu onafhankelijk van de CO2-concentratie.
Andersom blijkt dat juist de CO2-concentratie afhankelijk is van de temperatuur. CO2 volgt de
temperatuur en kan dus geen oorzaak zijn. Ook het IPCC Assessment rapport in 2001 bevestigt dat
CO2 achterloopt op de temperatuur. Ole Humlum laat in fig 2 zien dat CO2 maanden achterloopt op
de huidige temperatuurschommelingen. Deze observatie is alleen al voldoende om de CO2-hypothese
te verwerpen: wat achterloopt kan geen oorzaak zijn.

Fig 2. Humlum O. et al (2013). The phase relation between atmospheric carbon dioxide and global temperature. Global and
Planetary Change, 100 51–69

4. CO2 is een IR-reactief gas en veroorzaakt daardoor opwarming van de aarde. Dit is de kern
van de CO2-hypothese. De voordracht gaat daarom voorbij aan verdere toelichting van bovenstaande
argumenten, maar richt zich vooral op dit essentiële argument. Het IPCC suggereert een natuurkundig
mechanisme. Kan CO2 als ‘broeikasgas werkelijk de aarde opwarmen zoals het IPCC ons dat wil
doen geloven?

Elektro-Magnetische stralingsbalans

Materie warmer dan 0 Kelvin verliest energie door EM-uitstraling (entropie). Golflengte (energie) van
EM-uitstraling is afhankelijk van de temperatuur van de uitstralende materie. De zon verwarmt de
aarde met korte-golf (hoog-energetische) elektromagnetische (EM)-straling, deels in het zichtbare
gebied. De aarde koelt af door lange-golf (laag-energetische) EM-uitstraling in het infrarood gebied.

Fig 3. De in- en uitgaande stralingsbalans van de aarde (in W/m2) volgens Kiehl en Trenberth. Een ‘broeikasgasdeken’ op 10
km hoogte zou infraroodstraling opvangen en terugstralen, waardoor de aarde zou opwarmen. In dit IPCC-concept verwarmt
infraroodterugstraling de aarde tweemaal meer dan de zon dat doet; een hoogst ongeloofwaardige propositie.

                                                                                                                             3
IS CO2 SCHULDIG? - NGM1780
In de IPCC CO2-hypothese vigeert de stralingsbalans van Kiehl en Trenberth (fig 3). Links in geel de
inkomende korte-golfstraling van de zon met gedeeltelijke terugkaatsing (albedo). Rechts in oranje de
infrarood uitstraling, nadat eerst een ‘broeikasgasdeken’ op 10 km hoogte (-50° C) een deel van het
infrarood terugstraalt naar de aarde, waardoor de aarde zou opwarmen (backradiation).

Belangrijke bedenkingen. Dit centrale concept van CO2-hypothese kent twee belangrijke bedenkingen:

1. De opwarming door de ‘Broeikasgasdeken’.
De gemiddelde temperatuur van de ‘naakte’ aarde is volgens het IPCC ongeveer -18° C. Mét
atmosfeer bedraagt de temperatuur aan het oppervlak gemiddeld 15° C. Dit verschil van 33° C, het
atmosferisch-effect, wordt volgens het IPCC veroorzaakt door een broeikasgaseffect. Immers,
infrarood dat de aarde uitstraalt passeert ongehinderd de atmosfeer (stikstof en zuurstof), maar kan
wel worden opgevangen door broeikasgas (95% waterdamp en 4% CO2). De broeikasgassen stralen
de energie naar alle kanten uit, waaronder ook terug naar de aarde, die daardoor volgens het IPCC
opwarmt (zelfs tweemaal méér dan door de zon). Infrarood terugstraling is volgens het IPCC in ieder
geval voldoende om het atmosferisch-effect van 33° C te verklaren.
Een sluitend verhaal, maar het IPCC vergeet een empirische verklaring voor een natuurlijke oorzaak
van het atmosferisch-effect, zoals aan het eind van de 2e wereldoorlog is gemeten en vastgelegd in de
‘US-Standard Atmosphere’: een adiabatische temperatuursverdeling over de verticale luchtkolom tot
aan de Tropopause. Moleculair densiteitsverschil als gevolg van zwaartekracht veroorzaakt een
temperatuursverdeling: ijl en koud op 10 km hoogte (-50° C) en warm (15° C) door compressie aan
het oppervlak. De zwaartekracht-verklaring wordt theoretisch gesteund door werk van Nicolas Carnot
(1824), Joseph Loschmidt (1860), Rudolf Clausius (1855), James Maxwell (1872) en Richard
Feynman (1963). Een groot aantal onderzoekers berekenen dat de adiabatische temperatuurverdeling
het verschil van 33° C genoegzaam verklaart. Ned Nikolov en Karl Zeller (2017) voorspellen met
uiterste nauwkeurigheid de temperatuur aan het oppervlak van een aantal planeten rond de zon met
een natuurkundig model, een dimentionale analyse, zonder broeikasgassen maar alleen met de afstand
tot de zon en de druk aan het oppervlak van de planeet (afhankelijk van dikte van de atmosfeer en
zwaartekracht).

Fig 4. Berekening van de temperatuur van een aantal planeten met atmosfeer door dimentionale analyse, met alleen afstand tot
de zon en druk aan het oppervlak, dus zonder broeikasgas (NIKOLOV & and ZELLER (2017). New Insights on the Physical
Nature of the Atmospheric Greenhouse Effect Deduced from an Empirical Planetary Temperature Model. Environ Pollut
Climate Change 2017, 1:2)

Nikolov en Zeller demonstreren dat zwaartekracht-geïnduceerde adiabatische warmteverdeling het
temperatuurverschil van 33° C verklaart. Broeikasgassen zijn niet nodig voor het atmosferisch-effect.
Wanneer zwaartekracht de oppervlaktemperatuur verklaart, is er geen plaats voor de ‘broeikasgas’-
hypothese. Beide tegelijk is niet mogelijk. Ook op grond van deze observatie van Nikolov en Zeller
moet de CO2-hypothese verworpen worden.

2. EM-Straling is geen warmte maar energie
In het IPCC schema van Kiehl en Trenberth (fig 3) berekent het IPCC de EM-stralingsenergie als
warmte (Watt/m2). De aarde wordt volgens dit schema opgewarmd door 342 W/m2 IR-terugstraling.
Volgens het IPCC verwarmt IR-terugstraling de aarde dus tweemaal meer dan de zon. Dat is volstrekt
ongeloofwaardig. Wat is er misgegaan? EM-Straling is geen warmte, maar een energie-transport. EM-
Stralingsenergie kan in warmte worden omgezet wanneer materie EM-straling absorbeert. Absorptie
van EM-straling is afhankelijk van energieverschil en van resonantie.

                                                                                                                          4
IS CO2 SCHULDIG? - NGM1780
Ad energieverschil: ‘koude’ atomen kunnen fotonen uit warmere bron absorberen, waarna de interne
energie toeneemt, wat als warmte wordt ervaren. Andersom kan dat niet. Een koelkast van -10° C
straalt 231 W/m2 infraroodstraling uit, maar die energie kan een ijsblokje van 0° C niet doen smelten.
Fotonen van uit een gebied op 10 km hoogte met -50° C (119 W/m2), kunnen een oppervlak van
gemiddeld 15° C (332 W/m2) niet opwarmen. Het schema van Kiehl en Trenberth berekent de totale
IR-terugstraling op 342 W/m2, maar de energie van de IR-stralen bedraagt elk apart veel minder. Er is
dus wel IR-terugstraling (backradiation), gerelateerd aan de temperatuur van de watermassa in de
atmosfeer, maar die ‘koudere’ IR-terugstraling kan een warmer aardoppervlak niet nóg warmer maken.

Ad resonantie: Absorptie van fotonen door materie is ook afhankelijk van de natuurlijke (eigen)
frequenties of vibratie van de materie. Wanneer absorptie niet mogelijk is volgt reflectie, verstrooiing
of passage met gering energieverlies (fig 5).

Fig 5. Twee brokken koolstof met het zelfde opvallende zonlicht. Koolstofatomen in anthraciet absorberen vrijwel alle zichtbare
zonlichtfrequenties. Het brok anthraciet is daarom zwart. Koolstofatomen in diamant-structuur hebben blijkbaar onvoldoende
vrijheid voor resonantie met zonlichtfrequenties, waardoor de fotonen reflecteren, verstrooien of zonder veel energieverlies dwars
door het brok koolstof passeren.

De IPCC Stralingsbalans van fig 3 klopt dus niet: tweemaal méér opwarming door IR-terugstraling
dan door zon is gevolg van onjuiste duiding van het atmosferisch effect en van infraroodstraling als
energiedrager. Het IPCC concept van opwarming door IR-backradiation moet verworpen worden; het
broeikaseffect bestaat niet.

Maar laten wij de IPCC CO2-hypothese verder volgen: wat is de plaats van CO2?

Minimaal effect van CO2

CO2 kan van het (blackbody) infraroodspectrum van 4 tot 40 µm dat de aarde uitstraalt slechts een
beperkt gebied rond de 15 µm opvangen en weer uitstralen. Zelfs volgens de berekening van het IPCC
via haar foute IR-backradiation kan dat nauwelijks effect hebben op het klimaat. Verdubbeling van
CO2 aan het eind van deze eeuw maakt de aarde volgens het IPCC slechts ± 1° C warmer. Dat
minimale effect is bovendien reeds lang ‘verzadigd’ volgens de wet van Lambert-Beer en volgens
Paul Crutzen (Ozon Nobelprijs 1973), directeur Max Planckinstituut Berlijn, in zijn boek ‘Chemie der
Atmosphäre’ (1994): “Es gibt bereits so viel CO2 in der Atmosphäre, zusätzliches CO2 spielt keine
Rolle mehr” (Spektrum Akademischer Verlag, S. 414).

Amplificatie door waterdamp en CO2-regelknop

Waar komt de ‘onstuitbare catastrofale’ opwarming van de aarde volgens het IPCC dan wel vandaan
wanneer CO2 volgens de eigen berekening nauwelijks een rol speelt? Volgens het IPCC wordt het
minimale effect van CO2 versterkt door waterdamp (en wolken): de ‘Amplificatie’. Waterdamp (en
wolken) veroorzaken volgens het IPCC opwarming van de aarde. Dat zou volgen uit het IPCC-
broeikasgas concept (fig 3) waarbij de aarde immers door broeikasgassen zou worden opgewarmd en
waterdamp is immers verreweg het belangrijkste broeigasgas. Volgens het IPCC veroorzaakt verdub-
beling van CO2 weliswaar een zeer geringe temperatuurstijging, maar voldoende voor stijging van de
waterdamp concentratie. Vervolgens veroorzaakt méér waterdamp volgens het IPCC méér warmte,
met als gevolg méér CO2. Kortom een positieve terugkoppeling met als gevolg onstuitbare
catastrofale opwarming (volgens het IPCC).

CO2-regelknop. Op grond van de ‘waterdamp-amplificatie’ schrijft het IPCC dat wij CO2 moeten
beschouwen als een ‘regelknop’, een thermostaat waarmee de mens instaat is de atmosfeer te
verwarmen, waarna de atmosfeer de aarde verwarmt. Warmte brengt meer waterdamp in de atmosfeer
volgens de wet van Clausius-Clapeyron, dat klopt. Maar dat waterdamp vervolgens de aarde (en de
oceaan) zou kunnen verwarmen is discutabel. Ook voor deze cruciale stelling is in de IPCC
Assessment Reports geen enkel bewijs te vinden. In de assessment rapporten treft men voor de CO2-

                                                                                                                             5
IS CO2 SCHULDIG? - NGM1780
hypothese en amplificatie geen falsificeerbare stellingen, maar wel beweringen, die wij kunnen
toetsen:

Beweringen van het IPCC:

1. Waterdamp verwarmt de aarde (noodzakelijk voor Amplificatie)
2. Broeikasgasdeken (hotspot) op 10 km hoogte
3. IR-terugstraling vanuit de hotspot, waardoor de aarde wordt verwarmd.

ad 1. Waterdamp verwarmt de aarde. Zonder waterdamp-amplificatie geen CO2-hypothese en geen
catastrofale opwarming. Tijdens de hondsdagen deze zomer verklaarde het KNMI dat de warmte (35°
C) gevolg was van juist heel weinig waterdamp in de atmosfeer (34%, Normaal 75%). Dat is
tegengesteld aan de bewering van het IPCC. Het fenomeen landklimaat versus zeeklimaat duidt op
een mitigerend effect van watermassa in de atmosfeer, niet op catastrofale opwarming. Ook elders ziet
men geen opwarming door water en waterdamp. De provincie Mawsynram in de deelstaat Meghalaya
(India) kent de meeste neerslag op aarde: 10 m per jaar (wereldwijd gemiddeld 1 m), kortom een
ideaal IPCC-broeikas gebied. Maar Masynram heeft een gemiddelde temperatuur van 17° C ondanks
de overvloed aan wolken en waterdamp. De gemiddelde temperatuur in sommige delen in de Sahara
op de zelfde breedtegraad bedraagt 30° C, ondanks een neerslag van gemiddeld 200 mm. Dit pleit
opnieuw sterk tegen de IPCC-amplificatie door waterdamp. De Amerikaanse overheidsdienst
SUFRAD (Surface Radiation Monitoring) brengt de relatie tussen temperatuur en waterdamp
getalsmatig in beeld:

Tabel 2. NOAA SUFRAD (Surface Radiation Monitoring), https://data.nodc.noaa.gov/cgi-bin/iso?id=gov.noaa.ncdc:C00540.
BREHMER (2017). SURFRAD Data Falsifies The “Greenhouse Effect” Hypothesis https://principia-scientific.org/surfrad-
data-falsifies-the-greenhouse-effect-hypothesis/

De gemiddelde temperatuur in Desert Rock (Nevada) bedraagt in de maand augustus 2018 31° C, bij
een specifieke vochtigheid van 5.5 g/Kg. Op de zelfde breedtegraad is de gemiddelde temperatuur in
Goodwin Creek (Missouri) 25° C ondanks een driemaal hogere luchtvochtigheid. Opnieuw blijkt dat
méér vochtigheid niet leidt tot méér warmte, in tegenspraak tot de bewering van het IPCC.
Waterdamp-amplificatie bestaat niet. Bovendien veroorzaakt de massa waterdamp in de atmosfeer bij
Goodwin Creek méér IR-terugstraling (IR-DWR), zonder dat het daar warmer wordt.

ad 2. Broeikasgasdeken (hotspot) op 10 km hoogte als Nulhypothese

Fig 5. Links de broeikasgasdeken (hotspot) zoals het IPCC ze voorspelt op 10 km boven de evenaar. Rechts 28 miljoen
metingen van weerballonen in de afgelopen 60 jaar. CCSP Report (2006) Temperature Trends lower Atmosphere (Weather
balloons). Chap 5, Pg116. https://downloads.globalchange.gov

Fig 5 Toont links de IPCC-hotspot zoals berekend door klimaatmodellen op grond van de CO2-
hypothese, rechts de gemeten werkelijkheid. In de afgelopen 60 jaar is op 10 km geen broeikasgas-
deken gemeten. Ross McKitrick en John Christy duiden de ‘hotspot’ als falsificeerbare stelling van
het IPCC en formuleren een nulhypothese. Zij vergelijken de door IPCC-klimaatmodellen berekende
waarden van de IPCC-broeikasgasdeken (hotspot) over de afgelopen 60 jaar met de gemeten waarden
van weerballonnen. Alle modellen voorspellen op 10 Km méér warmte dan de observaties. De
verschillen zijn in meerderheid statistisch significant. Hiermee verwerpen McKitrick en Christy de

                                                                                                                       6
IS CO2 SCHULDIG? - NGM1780
nulhypothese en daarmee de broeikasgasdeken als belangrijkste onderdeel van de CO2-hypothese.
(McKitrick en Christy (2018). A Test of the Tropical 200-300 hPa Warming Rate in Climate Models. American Geophysical
Union (in press))

3. IR-Backradiation
Hoe staat het dan met de IR-terugstraling, die de aarde vanuit de broeikasgasdeken zou verwarmen?
Dit fenomeen van IR-backradiation wordt duidelijk omschreven op websites van veel universitaire
klimaat-instituten, maar ze is het mooiste in beeld gebracht door prof Pidwirny en prof Jones van de
Universiteit van Britisch Columbia.

Fig 6. Broeikasgas-effect volgens Pidwirny & Jones (2015). Greenhouse effect illustrated. University of Britisch Columbia
http://www.physicalgeography.net/fundamentals/7h_2.html

Met bovenstaand schema leren zij hun klimaatstudenten wat de broeikasgasdeken (die dus niet
aantoonbaar is) betekent voor het klimaat: De zon verwarmt de aarde met korte-golf straling, die deels
wordt teruggekaatst (albedo). De warme aarde straalt infrarood uit, dat op 10 km deels zou worden
opgevangen en teruggestraald door een broeikasgasdeken. De aarde warmt door de terugstraling
verder op en straalt méér infrarood uit. Dit proces herhaalt en herhaalt zich. Het schema van Pidwirny
en Jones illustreert dat de opwarming door backradiation vergelijkbaar is met een lauwe gehaktbal die
zich zelf door spiegeling verder opwarmt, zonder dat nieuwe energie wordt toegevoegd: een
perpetuum mobile, strijdig met de hoofdwetten van de thermodynamica. Het schema van Pidwirny en
Jones presenteert onzin. IR-terugstraling kan (het warmere) aardoppervlak niet nog warmer maken.

De CO2-hypothese is ongeloofwaardig en moet om meerdere redenen verworpen worden:

1) CO2 volgt de temperatuur en kan geen oorzaak zijn, 2) Het atmosferisch-effect is gevolg van
zwaartekracht en kan niet ook nog gevolg zijn van de onbewezen CO2-hypothese, 3) IR-Stralings-
warmte uit koud gebied kan een warmer gebied niet verder opwarmen, 4) CO2 veroorzaakt ook na
verdubbeling minimale opwarming, 5) Wolken en waterdamp veroorzaken netto koelte, geen
opwarming, dus ook geen ‘amplicatie’ van het minimale CO2-effect, 6) Er is géén Hotspot
aantoonbaar (Nulhypothese!).

Ondanks bovenstaande kritiek doet het IPCC voorspellingen met klimaatmodellen die berusten op
haar ongeloofwaardige CO2-hypothese:

Fig 7. IPCC-voorspellingen (Rood, gemiddelde van 102 ’runs’). Blauw en groen metingen van de werkelijkheid door
weerballonnen en satellieten. Bron: Christy JR (2015) Alabama Huntsville. Modeloutput: KNMI Climate explorer

                                                                                                                            7
IS CO2 SCHULDIG? - NGM1780
Fig 7 Illustreert een verschil van ±0.6° C tussen de voorspelling van IPCC-klimaatmodellen en de
gemeten werkelijkheid. Een enorm verschil aangezien de totale temperatuurstijging sinds 1880 slechts
±0.8° C bedraagt. Desondanks beoordeelt het IPCC haar modellen als 95% nauwkeurig.
Waarschijnlijk kijkt het IPCC alleen naar Precisie (de onderlinge spreiding van de modellen) en niet
naar ‘Accuraatheid’ (de juistheid waarmee het model de gemeten werkelijkheid zou moeten
voorspellen). De modellen voorspellen aantoonbaar onzin en wetenschappers van het IPCC weten dat.
In het IPCC Assessment Report 5 (2013) kunt u lezen: “There is high confidence that most models
overestimate the warming trend.” en “The cause of this bias remains elusive.” (IPCC AR5 WG1
Chap 9.4.). In een eerder rapport (2007) schrijft het IPCC ook waaróm de voorspellingen niet kloppen:
“We should recognise that we are dealing with a coupled nonlinear chaotic system, and therefore that
the long-term prediction of future climate states is NOT POSSIBLE.” (IPCC AR4 WG1 Chap 14.2.2).

De modellen voorspellen dus onzin, ook volgens het IPCC. De eminente theoretisch-fysicus Richard
Feynman schreef daarover: “It doesn’t matter how beautiful your theory is, It doesn’t matter how
smart you are. If it doesn’t agree with experiment, it’s wrong.” De CO2-hypothese is dus fout, zo
simpel is dat.

De IPCC CO2-hypothese is fout; zijn er geen andere oorzaken voor klimaatverandering?

Het IPCC heeft de afgelopen 40 jaar nauwelijks naar andere (natuurlijke) oorzaken gezocht omdat
haar opdrachtgever, de VN al op voorhand overtuigd was van de oorzaak: de mens en de industriële
CO2. De opdracht aan het IPCC luidde derhalve: ‘To assess information that is relevant in
understanding HUMAN-INDUCED climate change, its potential impacts, and options for mitigation
and adaptation.” (http://www.ipcc.ch/ipccreports/tar/wg2/index.php?idp=22 eerste alinea)

NATUURLIJK OORZAKEN VOOR KLIMAATVERANDERING

De belangrijkste kandidaten voor natuurlijke klimaatverandering zijn zon en water (in al haar natuur-
kundige fasen). Zon heeft volgens het IPCC geen invloed op het klimaat (fig 6) omdat de energie
fluctuatie van het zichtbare licht tijdens de 11-jarige Schwalbecyclus slechts 0.2% bedraagt, te weinig
om belangrijke temperatuurveranderingen te verklaren. Maar het IPCC vergeet de veel energierijkere
UV-straling, die 15% fluctueert en mogelijk via Ozon aan de polen, waar tijdens de poolwinter de
troposfeer bijna tot aan het oppervlak zakt, belangrijke invloed op het klimaat kan hebben. Ook de
invloed van zonnewind op de magnetosfeer van aarde en zon, met mogelijk invloed op kosmische
straling en wolkenvorming, zou volgens het IPCC geen rol mogen spelen.

Fig 8. Invloed van de Zon op het klimaat is volgens het IPCC verwaarloosbaar in verhouding tot de invloed van de mens.
Invloed van UV-straling en zonnewind zijn buiten beschouwing gelaten.

Ondanks alle IPCC-twijfel over de invloed van de zon op het klimaat, toont paleoklimatologisch
onderzoek een aardige correlatie tussen zonactiviteit en het klimaat in de afgelopen 415 jaar sinds
1600. Zonactiviteit, zoals gemeten aan zonnevlekken, loopt gelijk op met de temperatuur van het
noordelijk halfrond (fig 9). Ook in de afgelopen 150 jaar toont de zon een correlatie met de
temperatuur van het noordelijk halfrond (fig 10). Een correlatie kan duiden op een oorzakelijk
verband, maar een oorzakelijk mechanisme(n) is/zijn nog onduidelijk, onder meer omdat de afgelopen
40 jaar het onderzoek naar CO2 prevaleerde.

                                                                                                                    8
IS CO2 SCHULDIG? - NGM1780
Fig 9. Paleoklimatologie. Zonactiviteit volgens zonnevlekken en temperatuur noordelijk halfrond. SCAFETTA & WEST (2006).
Phenomenological reconstructions of the solar signature in the Northern Hemisphere surface temperature records since 1600.
Journal of Geophysical Research, 112, D24S03, doi:10.1029/2007JD008437

Fig 10. SOON WWH (2005).Variable solar irradiance as a plausible agent for multidecadal variations in the Arctic-wide
surface air temperature record of the past 130 years. Geophysical Research Letters, 32, L16712, doi:10.1029/2005GL023429,

INVLOED VAN ZON en WATER

De correlatiecoëfficiënt van zon en temperatuur is niet hoog en niet constant, maar het is wel duidelijk
dat de zon méér invloed heeft dan het IPCC denkt. De aarde ontvangt de meeste zonenergie aan de
evenaar, waar de zon kortegolf energie loodrecht instraalt. Onze waterplaneet (70% oceaan, 60%
wolken en 10% ijs) verzet zich tegen de inkomende energieflux door gemiddeld 30% terugkaatsing.
Kortegolf zonstraling die de wolken passeert kan de oceaan tot een diepte van 200 meter binnen-
dringen, alvorens ze geabsorbeerd wordt en in interne energie omgezet, waarna de oceaan met haar
hoge warmtecapaciteit de energie vertraagd over de rest van de planeet verspreidt.

Fig 11. Zoninstraling en effect van water

De zon verwarmt de oceaan (de atmosfeer kan dat niet omdat infrarood niet dieper dan een enkele
micrometer in water doordringt). Vervolgens verwarmt de oceaan de bovengelegen atmosfeer, de
luchtmassa’s zetten uit, worden door rotatie en corioliskrachten in beweging gebracht in richting van
de polen (Hadley cells). Terugkerende passaten brengen de oceaan in beweging. Het massa warmte-
transport via atmosfeer en oceaanstromingen verspreidt de zonnewarmte met vertragingen. De
vertragingen kunnen oplopen tot maanden of jaren (men schat de omlooptijd van de thermohaliene

                                                                                                                         9
IS CO2 SCHULDIG? - NGM1780
circulatie op 600-1000 jaar). Als gevolg van de vertragingen mag men geen eenduidige korte-termijn
relatie verwachten tussen een wisselende insolatie en de temperatuur.

De albedo van 30% doet vermoeden dat een beetje méér of minder wolken belangrijke invloed kan
hebben op de temperatuur. Dat effect wordt inderdaad gemeten. Fig 12 toont een omgekeerd even-
redige relatie tussen het tropisch wolkendek en de temperatuur aan het aardoppervlak.

Fig 12. Omgekeerd evenredige relatie tussen het tropisch wolkendek en de temperatuur wereldwijd. Bron: ISCCP (Internat.
Satellite Cloud Climatology Project) en HadCRUT3 (dataset of global historical surface temperature anomalies) Hadley
Centre Metoffice UK.

Na opwarming door de zon raakt de aarde haar warmte kwijt door uitstraling van infrarood. Volgens
de CO2-hypothese wordt deze IR-uitstraling door een broeikasgasdeken opgevangen en teruggestraald
naar de aarde, waardoor deze opwarmt. Deze hypothese is in het voorgaande op uiteenlopende manier
weerlegd, maar vanwege het belang van de zaak kan het volgende onderzoek daar nog wel bij.
Richard Lindzen en Yong-Sang Choi relateren de temperatuur van het oceaanoppervlak (HadSST3),
gedurende een periode van 13 jaar met de uitgaande infraroodstraling aan de top van de atmosfeer,
zoals gemeten door NASA’s ERBE-satelliet (Earth Radiation Budget Experiment Experiment).

Fig 13. Links de gemeten recht-evenredige relatie tussen zon-opwarming en IR-uitstraling. Rechts de modelmatige omgekeerd-
evenredige relatie tussen infrarood-verwarmde aarde en IR-uitstraling volgens de CO2-hypothese. Bron: LINDZEN & CHOI
(2009). On the determination of climate feedbacks from ERBE data. Geophysical Research Letters, 36, L16705,
doi:10.1029/2009GL039628, 2009

Wanneer de zon de aarde verwarmt, straalt de aarde méér infrarood uit. Wanneer ze afkoelt straalt ze
minder uit. De metingen tonen een recht-evenredige relatie tussen het zon-verwarmde oppervlak en de
uitgaande infrarood-straling (fig 13 Links). Alle klimaatmodellen gaan uit van een omgekeerd-even-
redige relatie tussen het IP-verwarmde oppervlak en de IR-uitstraling (fig 13 Rechts). De IPCC CO2-
hypothese schrijft immers voor dat het oppervlak tweemaal méér wordt opgewarmd door Infrarood,
dan door de zon. Volgens Lindzen en Choi zijn de modellen strijdig met de gemeten werkelijkheid.

Cumulonimbus gordel, thermostaat van de aarde. Nu het een ieder duidelijk zal zijn dat de mono-
causale CO2-hypothese faalt, graag nog uw aandacht voor een prachtig klimatologisch fenomeen: de
Cumulonimbus gordel, de thermostaat van de aarde, die ook geen rol mag spelen in de IPCC CO2-
hypothese.

                                                                                                                      10
Fig 15. Deze satellietfoto van de aarde toont langs de evenaar, waar de zon preferent de meeste energie inbrandt, een band van
wolken, de cumulonimbusgordel van cumulonimbusformaties.

Veel satellietfoto’s van de aarde, de een fraaier dan de ander, tonen een wolkenband langs de evenaar,
de plaats waar de aarde de meeste zonenergie invangt. De vlekjes op de foto’s zijn gigantische
cumulonimbus wolkenformaties, die meestal aan het eind van de dag boven het hete oceaanoppervlak
(en het tropisch oerwoud) langs de evenaar door verdamping ontstaan en het verhitte gebied afkoelen
met regen, soms tropische stortbuien. De formaties reiken tot in de stratosfeer. Zij zuigen lucht aan
over het hete oceaan oppervlak, waardoor verdamping belangrijk toeneemt. De hete lucht stijgt met
waterdamp (latente warmte) in de schoorstenen omhoog.

Fig 16. Cumulonimbusformatie: luchtstroom over de hete oceaan bevordert verdamping. Lucht en waterdamp (latente warmte)
stijgt omhoog. Op 3-5 km condenseert de waterdamp. Condensatiewarmte blijft achter en wordt uitgestraald. Droge lucht keert
terug naar het aardoppervlak aan weerszijde van de cumulonimbusgordel en bevordert in de subtropen een effectieve infrarood
uitstraling.

Op 3-5 km condenseert de waterdamp en regent uit. De condensatiewarmte verlaat de aarde als
zwakke infrarode straling. Vanwege de kou op die hoogte is uitstraling niet echt effectief. Maar de
lucht hoog in de cumulonimbusformatie is na condensatie en uitregenen kurkdroog. De droge lucht
keert aan weerszijden van de cumulonimbusgordel terug naar de aarde, ten noorden en ten zuiden van
de evenaar. De warme subtropische gebieden noord en zuid van de cumulonimbusgordel kunnen door
de droge atmosfeer infrarood van veel lager (warmer) niveau, dus veel efficiënter uitstralen. Wijlen dr
ir Noor van Andel noemde dit fenomeen de ‘thermostaat van de aarde’. NASA bewijst met infrarood-
satelliet foto’s het bestaan van de thermostaat van de aarde (fig 17)

Fig 17. NASA-satelliet afbeelding van infrarood uitstraling aan de top van de atmosfeer (TOA). Efficiënte uitstraling in de
subtropische regio’s is duidelijk gescheiden door de minder efficiënte uitstraling in het gebied van de cumulonimbusgordel.

                                                                                                                          11
CONCLUSIE

1. CO2 volgt de temperatuur en kan geen oorzaak zijn.
2. Het atmosferisch-effect is gevolg van zwaartekracht en kan niet ook nog gevolg zijn van CO2.
3. Volgens het IPCC verwarmt infrarood door terugstraling de aarde tweemaal méér dan de zon
3. IR-Stralingswarmte uit koud gebied kan een warmer gebied niet verder opwarmen
4. CO2 veroorzaakt na verdubbeling slechts minimale opwarming volgens de IPCC-berekening
5. Wolken en waterdamp veroorzaken netto koelte, geen opwarming, dus ook geen ‘Amplificatie’
6. Er is géén broeikasgasdeken (Hotspot) aantoonbaar. De hotspot is door metingen gefalsificeerd
7. IPCC-klimaatmodellen voorspellen aantoonbare onzin en zijn daarom fout volgens Feynman
8. De CO2-hypothese houdt geen rekening met zon, wolken, oceaan met haar hoge warmtecapaciteit,
massale warmtetransporten door atmosfeer en oceaanstromen, en met de cumulonimbusgordel, de
‘thermostaat van de aarde’.
9. De CO-hypothese berust voornamelijk op computermodellen en houdt geen rekening met de
werkelijkheid. Het klimaat is een chaotisch complex systeem volgens Edward Lorenz; het klimaat is
de resultante van vele interactieve niet-lineaire invloeden, waarvan veel nog onbekend is. Volgens
Lorenz is een dergelijk chaotisch complex systeem in principe onvoorspelbaar, dat geldt temeer
wanneer men het gros nog niet weet. Het klimaat is méér dan een monocausale CO2-hypothese.

De monocausale CO2-hypothese is volstrekt ongeloofwaardig

1. Lange termijn klimaatveranderingen (ijstijden) zijn gevolg van de stand van de aarde tov de zon
volgens Milutin Milankovitch)
2. Klimaat veranderingen op kortere termijn zijn waarschijnlijk gevolg van zoncycli, maar de
mechanismen daarvan zijn niet duidelijk.
3. Duidelijk is wel dat onze waterplaneet de inkomende energie van de zon moduleert middels albedo
en warmtecapaciteit van de oceaan.
4. Dan zijn er nog geologische invloeden waarvan het belang nog onderbelicht is.

CO2 is onschuldig aan klimaat verandering; de strijd tegen verspilling van energie, verspilling
van grondstoffen en vervuiling van het milieu is fantastisch en noodzakelijk, maar de strijd tegen
CO2 hoort daar niet bij. De bestrijding van CO2, Vivificator, de schenker van leven, berust niet op
gevalideerd onderzoek. CO2 is geen ‘vervuiling’. Zonder voldoende CO2 sterft alle hogere leven op
aarde.

dr MCP Braat

                                                                                                12
Vous pouvez aussi lire